Via Babs naar Italië

Mooi weer, de mensen buiten lopen zomers gekleed. Frits meldt zich, hij heeft het zeer naar z’n zin, en vraagt of ie even bij Margrete naar binnen mag, springen op de matras. Nee, en bij mij heeft geen zin, ik voel ‘m niet, dus beweeg niet mee, daar is voor hem geen lol aan. Probeer maar bij Babs! Jaa!  Even later vragen we Babs of ze ‘m heeft gevoeld. Jazeker!

Mijn lichaamswezen voelt zich nog steeds wat opzij gezet door het antibioticum. Odilia vertelt dat het lichaamswezen van Babs redelijk bestand is tegen het gebruik van hasj, het is karmisch. Het heeft wel enig nadeel wat het herstellen van haar lichaam betreft, maar ook dat maakt deel uit van haar karma, en daar staat tegenover dat ze wel een scherpere zintuiglijke waarneming heeft, en zich daardoor meer aanwezig voelt, hoewel een ander deel weer minder aanwezig is, en bij haar combineert dat goed. Ons lichaamswezen zou in opstand komen, met als gevolg dat we ons flink ziek zouden voelen. Ons lichaamswezen zet zich liever in bij Margrete voor het herstel van haar beenbreuk, en werkt bij mij liever aan herstel van mijn blaasontsteking, altijd ten dienste van ontwikkeling.

Op deze dag is er op het nieuws een bericht dat een depressieve piloot zijn verkeersvliegtuig in de Alpen opzettelijk tegen een bergwand heeft laten botsen; veel doden die ook moeilijk te bergen zijn. Bizar.

Frits vertelt dat ie vaak vriendjes meeneemt. Wat voor soort wezens zijn dat? Meestal luchtwezens, die kunnen makkelijk terug. Ook wel eens aardewezens, als we weten dat we weer op dezelfde plek terugkomen. Ze horen graag over mijn ervaringen met mensen. Sommige durven daarna ook wel mensen op te zoeken, en blijven een tijdje bij ze om ervaringen op te doen. En soms ook om ze te plagen? Soms, ja.

Na een paar dagen nemen we afscheid van Babs en reizen verder, de Furka-tunnel naar Oberwald is voor autoverkeer afgesloten, maar er gaat wel een autotrein. Voor ons een nieuwe ervaring, en voor Frits ook dus. Hebben jullie nog meer van dat soort rare dingen? We komen aan in het Binntall, een prachtige omgeving. We parkeren voor de nacht op een verlaten camping vlakbij een snel stromend riviertje, heerlijk geluid…

De volgende ochtend loopt Margrete het bruggetje over; ze schreeuwt me iets toe waar ik door het lawaai van het stromende water niet veel van versta, en veronderstel dat ze een wandeling gaat maken. Ik ben nieuwsgierig naar het dorpje even verderop langs de weg, en rijd daar heen. Er zijn wat leuke winkeltjes, de zon schijnt, ik vergeet de tijd, en later komt een boze Margrete aangelopen. Ze had toch geroepen dat ze alleen maar even aan de overkant van de rivier wilde gaan kijken? En dan rij je weg!! Ik noemde het een misverstand, maar dat maakte de situatie er niet beter op. Heel boos, begrijpelijk. Misschien boeiend voor Frits, die vond het bij ons toch maar saai.

Plotseling herinner ik me de eerste keer dat hij een ruzie tussen ons mee maakte. Paniek! Hoe moest dat nu verder met hem, hij hoorde toch bij ons beiden, en als wij nu uit elkaar gingen, wat dan? Van dat laatste was nooit sprake, maar dat kon hij niet weten. Dat hebben we hem wel uitgelegd, mensen kunnen soms boos op elkaar zijn, maar dat gaat wel voorbij. Vond ie moeilijk te bevatten: natuurwezens kennen geen ruzie of boosheid. Wat een ideaal bestaan! Zover zijn wij mensen nog niet!

14 april: de hele dag rijden, o.a. door de Simplon-pas en het Rhone-dal, en het Vale d’ Ossola, met pauzes, o.a. in de sneeuw gelopen, kwamen we in Noord-Italië, waar wij overnachtten.

De volgende ochtend kwam Odilia door met een advies voor Margrete’s been, dat ze eventueel ook op een trap zou kunnen oefenen, maar wel rustig aan! (In verband met haar beenletsel moest zij dagelijks step-oefeningen doen.) En die spanning gisteren bij de ruzie heeft haar been geen goed gedaan, evenmin als het lopen in de sneeuw en de kou.